Aardappel informatie
Na ontvangst van de pootaardappelen is het het beste om ze in kistjes op een koele, niet te donkere vorstvrije plaats te bewaren. Om de oogst te vervroegen en zo de gevreesde aardappelziekte phythophtora een stap voor te blijven kunt u de aardappels voor kiemen. Breng de aardappels vier weken voor het poten op kamertemperatuur. De witte spruiten kun je het best in het licht afharden, zodat ze er met poten niet afbreken. Voordeel van voor kiemen is ook dat je later in een warmere grond kunt planten, zodat de aardappel in één keer door groeit.
De beste tijd om te planten is vanaf half april. Door te vroeg poten, bij een te lage grondtemperatuur, kunnen problemen bij de groei van de aardappels ontstaan. De aardappelen moeten geplant worden in een goed los gewerkte grond waar de bemesting doorheen gemengd is.
De diepte moet zo zijn dat er ongeveer 8 tot 10 cm grond op de aardappel komt. De afstand tussen de regels is ca. 75 cm. De afstand tussen de aardappels in de regels is ± 28 cm voor aardappels maat 28/35 en ± 38 cm voor de maat 35/55.
Als de aardappel bijna boven de grond komen moeten ze ‘aangeaard’ worden. Dit betekent een bergje grond op de aardappels schuiven waardoor zogenaamde ruggen ontstaan. Dit aanaarden kan na 14 dagen herhaald worden om voldoende grond op de rug te krijgen, om zo het eventueel groen worden van de knol te voorkomen.
In het begin van de groeiperiode moet de grond tamelijk vochtig zijn. Het zou de eerste 8 weken eigenlijk 25 mm moeten regenen. Aandachtspunt tijdens de groeiperiode is Phytophthora. Dit is een hardnekkige schimmelziekte, te herkennen aan de bruinzwarte vlekken op het blad. Phytophthora ontstaat tijdens natte regenachtige periodes. Tijdens droog en warm weer droogt de schimmel op maar hij verdwijnt niet waardoor hij later weer de kop op kan steken.
Phytophthora is te herkennen aan wit schimmelpluis op de randen van het blad aan de onderkant. Die vooral onder vochtige omstandigheden goed te zien zijn. Als er behoorlijke Phytophthora aantasting in het loof komt dan moet worden voorkomen dat de phytophthora-sporen naar de knollen toe spoelen tijdens bijvoorbeeld een flinke regenbui. Verwijder dan het loof, bij voorkeur met een brander. De sporen worden hierdoor gedood. Gelukkig is er een oplossing gekomen, door de komst van nieuwe rassen, welke resistent zijn tegen deze schimmel ziekte.
Als het loof geel gaat verkleuren en afsterft zijn de aardappelen rijp en kunnen ze gerooid worden. Oogsten als het loof nog groen is verhoogd de kans op vervellen (schil raakt dan beschadigd). Hierdoor ontstaan mogelijkheden voor ziekten en droogt de knol sneller uit. Gerooide aardappelen kun je het beste een paar dagen laten liggen, zodat ze beter op smaak komen. Hoe verder de plant af gerijpt is, hoe meer droge stof er in de knol zit, wat hem minder vastkokend maakt.
Als er sprake is van Phytophthora bij de oogst en het loof is gebrand dan is het aan te bevelen de aardappels na de loofvernietiging nog 14 dagen in de grond te laten zitten. Zo wordt de schil harder en wordt extra uitdroging en beschadiging voorkomen.
De aardappelen moeten koel en droog worden opgeslagen, maar niet lager dan 5 graden Celsius. Om spruitvorming te voorkomen kun je enkele uien tussen de aardappelen bewaren. Deze scheiden een gas af wat spruitvorming vermindert.